Dat meisje van dat mooie liedje
Met ‘Dat ik je mis’ maakte Maaike Ouboter de jury van De Beste Singer-Songwriter van Nederland aan het huilen en staat ze bovenaan de hitlijsten. Troost bieden is niet haar doel. ‘Het gaat om mijn muziek.’ Daar staat ze, voor de driekoppige jury van het BNN-programma De Beste Singer-Songwriter van Neder- land. Maaike Ouboter, UvA-stu- dent media & cultuur, 21 jaar oud. ‘Dat ik je mis’ heet het liedje dat ze ten gehore zal brengen. Ou- boter begint te zingen, kijkt elk jurylid diep in de ogen en glimlacht naar ze. In een paar minuten heeft ze iets teweeggebracht bij presentator Giel Beelen, dj en muzikant Eric Corton en zangeres Sanne Hans (Miss Montreal). Dikke tranen. Luid gesnik met lange uithalen. Corton is de eerste die in staat is commentaar te leveren. ‘Jij hebt iets heel moois geschreven,’ zegt hij verbluft. Dat was eind mei. Een kleine drie weken later is Ouboters liedje, dat ze schreef over haar overleden moeder, ruim 3 miljoen keer bekeken op YouTube. Het nummer kwam op nummer één binnen in de Mega Top 50, singles top 100, de Nederlandse én de Belgische iTunes top 100. In de bekendste hitlijst van Nederland, de top 40, is ze binnengekomen op nummer 7. De eerste ‘Dat ik je mis’-covers zijn inmiddels op het internet verschenen, net als een op het liedje geïnspireerde dans en een gitaartutorial. ‘Bizar hè?’ zegt Ouboter in het restaurant van Beeld & Geluid op het Media Park in Hilversum, waar ze vandaag te gast is bij Radio 1 en later op de dag bij 3FM. Het wachten tussen de programma’s bood net de mogelijkheid om van- daag met haar af te spreken. Haar gitaar – een Luna met gedecoreerde klankkast – staat naast het tafeltje waaraan we ons gesprek voeren, als een trouwe kameraad. Ze praat snel, ietwat chaotisch, met veel gegrinnik. Regelmatig zegt ze: ‘Wat was ik ook alweer aan het vertellen?’ Het gaat allemaal zo snel, vertelt ze. ‘Eigenlijk heb ik meer tijd nodig om te snappen wat er de afge- lopen weken precies is gebeurd.’ Ouboter lacht er maar een beetje om. ‘Miljoenen views op YouTube in minder dan twee weken tijd, dat is toch absurd?’ Ze was in Italië toen het programma werd uit- gezonden, om de expositie van een familielid bij de Biënnale van Venetië te bezoeken. Na de uit- zending kwamen de berichtjes van vrienden en bekenden, de honderden vriendschapsverzoeken op Facebook, de duizenden volgers op Twitter. Vrienden stuurden foto’s van krantenartikelen door. ‘Het voelde alsof ik in het oog van de orkaan zat,’ zegt ze. ‘In Nederland ontplofte het echt, maar in Italië kon ik enigszins mijn gang gaan. Ik heb wel telefonische interviews gegeven en elke dag met de redactie van het programma gebeld voor updates. Zij waren ook totaal over- rompeld.’ Op de vraag hoeveel journalisten ze inmiddels heeft gesproken, antwoordt Ouboter: ‘Ik heb ze niet geteld, maar het zijn er veel.’ Hoe ervaar je al die aandacht? ‘Het is nauwelijks te bevatten, maar ik probeer het over me heen te laten komen en het niet groter te maken dan het is. Ik vind het vooral bijzonder dat zo veel mensen “Dat ik je mis” zo mooi vinden. Dat had ik totaal niet verwacht. Het liedje gaat over een zwaar thema en het is ook nog eens in het Nederlands. Je hoort mensen tóch vaak zeggen dat ze niet zo veel met Nederlandstalige muziek hebben. En nu sta ik ineens in de hitlijsten, tussen Robin Thicke en Daft Punk. Een paar weken geleden was ik nog gewoon iemand die dit vooral voor de lol deed.’ Herkennen mensen je op straat? Ze knikt. ‘Die mensen daar,’ zegt ze, terwijl ze subtiel naar een groepje mensen in het res- taurant wijst. ‘Die hoorde ik net tegen elkaar zeggen: “Is dat niet dat meisje van dat mooie liedje?”’ Lachend: ‘Zo gek.’ Je bent in een paar weken tijd een Be- kende Nederlander geworden. ‘Nou, een Bekende Nederlander.’ Met een grijns: ‘Zo zie ik mezelf echt niet hoor.’ Heb je zelf een verklaring voor het succes van het lied? ‘Het gaat over iemand missen, en alle gevoelens die daarbij komen kijken. Ik denk dat veel men- sen zich erin herkennen, want of je nu iemand verloren bent door de dood of door een relatie die op de klippen is gelopen: dat gevoel van verlan- gen naar iemand die er niet meer is, is universeel.’ Ouboter verloor haar beide ouders op jonge leef- tijd. Ze was veertien toen haar vader overleed, op haar zestiende stierf ook haar moeder. ‘Dat ik je mis’ schreef ze ongeveer anderhalf jaar geleden, nadat ze met een vriendin een gesprek had over wat dat precies is: missen. Hoe mis je iemand? Hoe voelt dat? Het was ’s avonds, ze zat op de fiets en dacht na over die vraag. Op de cadans van haar trappers kwamen er ineens woorden in haar op: sidderen, beven, vertrouwen, beschou- wen. Zo ontstond een lied, een gedicht bijna, waarin Ouboter de vele gevoelens die ze in het proces ervaren heeft in al hun complexiteit verwoordt. En daarmee, zo lijkt het, de gevoelens van veel Nederlanders. Je hoeft de commentaren onder het YouTube-filmpje er maar op na te slaan. ‘Bij dit liedje voel ik mijn verdriet,’ is een van de duizenden reacties onder het nummer. Is je liedje een antwoord op die vraag: wat is iemand missen? Even denkt ze na. Dan: ‘Deels. Maar het was ook een manier om tegen mezelf te zeggen: het is goed wat je voelt. Die gevoelens mogen er zijn. Ook als die misschien wat minder sociaal geac- cepteerd zijn, zoals woede. Mensen willen niet zielig gevonden worden, ik ook niet, en daardoor is het verleidelijk om je gevoelens soms te onderdrukken. Zeker met een omgeving die zich vaak geen raad weet met je verdriet. Met dit lied heb ik uitdrukking kunnen geven aan al die emoties.’ Over de dood van je ouders wil je niet veel loslaten. ‘Dat is een bewuste keuze. Veel journalisten vragen: waaraan zijn je ouders overleden, waar ging je naartoe na hun overlijden? Maar dat houd ik liever privé.’ Mensen zijn nieuwsgierig naar je. Ze willen weten wie je bent. ‘Dat begrijp ik natuurlijk wel, maar ik wil niet dat mijn persoonlijke verhaal een hype wordt. Het gaat om mijn muziek. Ik wil niet “dat meisje zonder ouders” zijn, want voor medelijden ben ik allergisch. Mensen vinden het vaak moeilijk te geloven, maar ondanks het verlies van mijn ouders leid ik een tof leven. Ik heb een heel hechte familie, veel vrienden, doe heel veel leuke dingen. Tegelijkertijd: met mijn liedje zeg ik dat het oké is om iemand te missen. Dan zou het raar zijn als ik helemaal niks over mijn persoonlijke leven los zou laten.’ Toen ze te gast was bij Knevel & Van de Brink besloot ze te vertellen hoe oud ze was toen het gebeurde, om te voorkomen dat mensen zelf van alles in gaan vullen. Na een pauze zegt ze: ‘Het is allemaal nog een beetje aftasten.’ Ondanks het universele thema is het een persoonlijk nummer. Voelt het niet alsof half Nederland er met jouw lied vandoor gaat? ‘Natuurlijk is het wel een paar keer door mijn hoofd geschoten, ja. Ik hoorde dat het nummer inmiddels ook in een begrafenis top tien stond. En de top 40? Ik had nooit verwacht dat ik daar tussen zou passen,’ zegt ze lachend. Waarom niet? ‘Ik zie mezelf veel meer in kleine zaaltjes staan, met een klein publiek. Maar begrijp me niet verkeerd: ik kijk niet neer op die hitlijsten. Ik wil graag dat mensen naar mijn muziek luisteren, dat ze het mooi vinden. Kennelijk herkennen men- sen zich in het liedje; dat is voor mij een bevesti- ging dat ik een goed nummer heb geschreven.’ Na een korte pauze: ‘Wat ik wel zonde zou vin- den, is als iedereen het liedje straks zat is. Het is zo’n hype nu, je hoort het overal. Straks denken mensen: daar heb je háár weer.’ En zoals dat gaat: met de hype komen de verhalen. Dat ze naar Venetië zou zijn ‘gevlucht’ om tijdelijk aan de aandacht te ontsnappen, terwijl het ticket al lang geboekt was. Of die kop boven het interview in het Algemeen Dagblad, dat ze mensen ‘hoop wil bieden’. Volledig uit zijn ver- band gerukt, zegt Ouboter. Ze vindt het fijn als haar liedje mensen troost biedt, maar dat is niet waar ze primair op uit is. ‘Voor mij is het heel simpel: ik maak muziek. Ik heb absoluut niet de pretentie om een wereldverbeteraar te zijn. Om heel Nederland wakker te schudden en iedereen weer zijn gevoel terug te geven.’ In hun huis in Gouda klonk altijd muziek, vertelt ze. Het zingen met haar broer en zus tijdens de afwas. Haar vader die op de piano liedjes speelde van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink, terwijl zij met de blokken speelde. Muziek zat er dus al vroeg in, maar toch overwoog ze nooit een muzikale carrière. Niet zozeer omdat ze dat niet wilde, maar meer vanuit de gedachte dat het moeilijk is om daar je brood mee te verdienen. Na de middelbare school twijfelde ze even of ze auditie zou doen bij het conservatorium. Ze zag er toch van af. ‘Ik dacht: ik moet een échte studie doen.’ Dat werd media & cultuur aan de UvA, want in- teresse voor media, beeld en populaire cultuur had ze ook. Nog één vak moet ze halen, dan heeft ze haar bachelor. Maar ondertussen bleef ze wel muziek maken. Een paar jaar geleden volgde ze een cursus singersongwriting – gedoceerd door cabaretier Roemer van der Steeg – bij Crea, het culturele studentencentrum van de UvA en de HvA. Ze zong ‘Dat ik je mis’ eens tijdens het Amsterdams Studenten Festival, en hoewel ze toen ook al lovende reacties kreeg, bracht ze haar muziek niet vaak ten gehore aan publiek. Maar toen ze vorig jaar een semester in Australië ging studeren begon ze op te treden in kleine cafétjes. ‘Ook al zong ik in het Nederlands, mensen vonden het toch heel mooi. En de Nederlanders die het hoorden, vroegen aan me of ik iets op cd had staan. Toen dacht ik: mensen willen kennelijk graag naar mij luisteren, en ik wil graag muziek maken. Laat ik het proberen.’ Terug in Nederland gaf ze zich op voor De Beste Singer-Songwriter van Nederland. ‘Ik zag het programma vorig jaar, en vond het erg goed.’ Ik heb veel zin om me daar de komende tijd op te focussen en me te laten inspireren door de andere deelnemers. En om aan mensen te laten horen dat ik ook heel goed vrolijke liedjes kan maken.’ Ze lacht. Veel mensen denken dat het een gelopen race voor je is. ‘Nee joh, de kans dat ik eruit ga is gewoon reëel. Ik ben niet de beste gitarist, ook niet de beste componist. En als ik vanaf nu geen goede liedjes meer schrijf, dan is het klaar. Het is een onwijs cliché, maar ik vind meedoen het allerbelang- rijkste. Ik hoef niet per se te winnen.’ |