VU-hoogleraar Dorret Boomsma verricht baanbrekend genetisch onderzoek bij tweelingen. Voor haar werk ontving zij onlangs de Prijs Akademiehoogleraren van de KNAW.
‘Kijk,” zegt Dorret Boomsma. Ze wijst naar een groepsfoto aan de muur van haar kantoor op de VU. “Bij mijn promotieonderzoek, in de jaren tachtig, pasten alle tweelingen nog op één portret.”
Ruim 25 jaar later telt het door Boomsma opgerichte Nederlands Tweelingen Register bijna honderdduizend meerlingen en is het een van de belangrijkste internationale databanken voor humane genetica. Met haar onderzoeksgroep zoekt Boomsma naar antwoorden op het klassieke nature-nurture-vraagstuk: in hoeverre zijn menselijke eigenschappen en ziekten genetisch bepaald en in hoeverre zijn zij een gevolg van de omgeving waarin en de manier waarop iemand is opgevoed?
Voor haar werk ontving ze in 2002 al de Spinozapremie – de Nederlandse Nobelprijs – en in 2011 de KNAW Merianprijs voor excellente vrouwelijke wetenschappers. Aan dat rijtje is nu de Prijs Akademiehoogleraren toegevoegd, die de KNAW toekent aan wetenschappers die met hun carrière hebben laten zien dat zij tot de absolute top van hun vakgebied behoren. Boomsma ontvangt één miljoen euro, die ze zal gebruiken om meer onderzoek te doen.
Had u 25 jaar geleden kunnen bedenken dat u zo’n glansrijke loopbaan wachtte?
“Nou, nee. Tweelingonderzoek was in de jaren tachtig niet totaal nieuw, maar wel een betrekkelijk onontgonnen terrein. Bovendien was er toen een economische crisis, waar ook de wetenschap onder te lijden had. In het begin hergebruikten we enveloppen van andere afdelingen bij het versturen van post om geld te besparen. Ik was toen nog helemaal niet met de verre toekomst bezig.”
Waarom is tweelingonderzoek zo interessant?
“Tweelingen vormen een ideaal onderzoeksobject als je wilt verklaren waarom mensen van elkaar verschillen. Kenmerkend aan tweelingen is dat zij in min of meer dezelfde omstandigheden opgroeien. Maar eeneiige tweelingen hebben identieke genen, terwijl twee-eiige tweelingen maar de helft van hun dna met elkaar delen – net als normale broers en zussen. Als een eigenschap bij eeneiige tweelingen significant meer voorkomt dan bij twee-eiige tweelingen, weten we dat het door erfelijke aanleg komt.”
Waar richt uw onderzoek zich op?
“Op twee elementen. In de eerste plaats kunnen we tweelingen gebruiken als instrument om de erfelijkheid van allerlei eigenschappen en ziekten te onderzoeken, zoals IQ, depressie en hoge bloeddruk. Dat is belangrijke informatie, vooral bij het ontwikkelen van behandel- en preventiemethoden voor bepaalde stoornissen of riskant gedrag.”
“Daarnaast verrichten we veel onderzoek naar tweelingen zelf. Waarom krijgen sommige vrouwen een tweeling? Hoe ontwikkelen tweelingen zich? Daar is het tweelinginformatiecentrum (Twin) uit voortgevloeid, omdat we merkten dat ouders van tweelingen vaak met allerlei vragen zitten.”
Noemt u eens een belangrijke ontdekking van de laatste jaren.
“We zijn er erachter gekomen dat opvoeding bijna geen rol speelt bij het ontstaan van gedragsproblemen. Het is de genetische aanleg die ervoor zorgt dat het ene kind ernstige problemen krijgt en het andere niet. Voor ouders van kinderen met adhd was dat enorm bevrijdend. En over roken weten we: of je je eerste sigaret rookt, is afhankelijk van omgevingsfactoren. Maar of je vervolgens een verstokte roker wordt, is genetisch bepaald. Hetzelfde geldt voor drankgebruik.”
Dat klinkt alsof we machteloos tegenover onze genen staan.
“Integendeel. Schizofrenie bijvoorbeeld is een sterk erfelijke aandoening. Maar uit onderzoek bij eeneiige tweelingen blijkt dat als de een schizofrenie heeft, de ander het maar in de helft van de gevallen krijgt – terwijl hun genen identiek zijn. We onderzoeken nu hoe dat precies kan. Als er één ding is wat het onderzoek naar tweelingen heeft laten zien, is het dat ons dna geen absolute voorspeller is. Het geeft hooguit een risicoprofiel.”
Dorret Boomsma
Huizen, 18 november 1957
1987 oprichting Nederlands Tweelingen Register (NTR)
1992 PhD, kwantitatieve genetica (cum laude), VU
1998 hoogleraar biologische psychologie, VU
2002 Spinozapremie
2011 KNAW Merianprijs
2014 Prijs Akademiehoogleraren
|